KB regelt uitvoering van vaccinaties door vroedvrouwen
Het Staatsblad van 26 november maakt de voorwaarden bekend waaraan vroedvrouwen moeten voldoen om vaccinatie bij jonge kinderen te mogen uitvoeren.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex voorzitter VITAZ
In het Staatsblad van 26 november verscheen het KB van 6 november 2025 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan houders van de beroepstitel van vroedvrouw moeten voldoen om vaccinatie bij jonge kinderen te mogen uitvoeren in uitvoering van artikel 45, § 2 van de WUG.
Toegelaten vaccinaties
Krachtens artikel 1 van het KB van 6 november 2025 zijn de personen die houder zijn van de beroepstitel van vroedvrouw gemachtigd om vaccinaties bij jonge kinderen tot en met de leeftijd van 2,5 jaar uit te voeren, en dit voor de volgende vaccins en immunisaties:
- a) combinatievaccin of enkel vaccin: poliomyelitis - difterie - tetanus - kinkhoest - haemophilus influenzae type B - hepatitis B,
- b) vaccin mazelen - rubella - bof,
- c) meningokokkenvaccin,
- d) pneumokokkenvaccin,
- e) rotavirusvaccin,
- f) varicellavaccin, en
- g) gecombineerd of enkel vaccin: hepatitis A - hepatitis B.
De vaccinatie wordt onmiddellijk en systematisch geregistreerd.
De Minister bevoegd voor Volksgezondheid kan deze lijst van vaccins en immunisaties wijzigen, om deze, in voorkomend geval, aan te passen aan een verplicht vaccinatieprogramma, of aan het vaccinatieschema of aan een vaccinatieprogramma die door de deelstaten zijn opgezet.
Voorwaarden voor het uitvoeren van de vaccinatie
De vaccinatie bedoeld in artikel 1 mag alleen onder de volgende voorwaarden worden uitgevoerd:
- De vaccinatie wordt uitgevoerd in overeenstemming met het vaccinatieschema of een door de deelstaten opgezet vaccinatieprogramma;
- De vaccinatie gebeurt alleen bij gezonde kinderen die geen voorgeschiedenis hebben van een anafylactische reactie op een eerste injectie of een familiale voorgeschiedenis van anafylactische reacties;
- De houder van de beroepstitel van vroedvrouw beschikt over de apparatuur en geneesmiddelen die nodig zijn voor spoedhulp in geval van onvoorziene complicaties;
- De vaccinatie vindt plaats ofwel in een ziekenhuisomgeving, ofwel in een omgeving met kindergeneeskundige diensten, ofwel bij een organisatie die de gezondheid van het kind opvolgt, op het gebied van groei, psychomotorische ontwikkeling, voeding, klinische opsporing van ziekten of misvormingen, en psychologische of medisch-sociale problemen. Deze opvolging is medisch van aard en is niet de verantwoordelijkheid van de vroedvrouw alleen, maar van het team dat hij of zij samen met de arts vormt (artikel 2).
Competenties en voorwaarden
De vaccinatie vereist de volgende kennis en competenties:
- de principes van de vaccinatie en de samenstelling van vaccins,
- de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad en het vaccinatieschema,
- allergieën voor bepaalde bestanddelen en allergische reacties op vaccins,
- praktische aspecten met betrekking tot de hygiëneregels en de toedieningstechnieken,
- reanimatietechnieken voor jonge kinderen, met inbegrip van gevorderde pediatrische reanimatie (artikel 3, §1).
De vaccinatie mag alleen worden uitgevoerd door de houders van de beroepstitel van vroedvrouw die een opleiding hebben gevolgd waarvan het programma ten minste 8 specifieke uren omvat die zijn gewijd aan de competenties bedoeld in § 1.
Deze opleiding wordt door een onderwijsinstelling georganiseerd die aan de voorwaarden van de Gemeenschappen voldoet voor de organisatie van de opleidingen Bachelor in de vroedkunde, Bachelor in de verpleegkunde of bachelor verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg, of door een referentie-orgaan dat door de bevoegde deelstaten is belast met de opvolging van de gezondheid van kinderen (artikel 3, §2).
Het bewijs van de vereiste kwalificaties wordt geleverd in het portfolio van de beroepsbeoefenaar door middel van de door de onderwijsinstelling bezorgde bijlage bij het diploma van vroedvrouw die de conformiteit van het opleidingsprogramma bevestigt of door het attest van slagen voor de specifieke opleiding (artikel 3, §3).
Het KB treedt in werking op 6 december 2025.