"Superhelden in films staan er zelden alleen voor"
Helden van de hulpverlening
Hulpverleners worden vaak gezien – of zien zichzelf – als moderne helden van de samenleving. Hoe ga je om met de macht en verantwoordelijkheid die heldendom met zich meebrengt?
Zoals elk kind droomde Dries Dulsster er al eens van om held te worden. Tijdens een stage als klinisch psycholoog werd die droom aan diggelen geslagen. Hij stelde vast hoe het team van de instelling waar hij stage deed – met de allerbeste bedoelingen – niet kon of wou inzien dat de standaardtherapie nefaste gevolgen had voor een patiënte.
“Als team hebben we systematisch genegeerd wat Lize herhaaldelijk aangaf: praten over het trauma was te moeilijk voor haar en hielp haar niet. Hoe hebben we dat kunnen negeren?”
Om te duiden hoe hulpverleners antihelden kunnen worden, grijpt Dulsster terug naar het denkkader van de Franse psychoanalyticus en filosoof Jacques Lacan. Zijn boek Helden van de hulpverlening is gelukkig vlotter leesbaar dan de geschriften van Lacan. De voorbeelden die Dulssters aanhaalt, komen meestal uit de geestelijke gezondheidszorg, maar zijn ook in de medische zorg, onderwijs en andere sectoren nuttig
Vier types helden
Dulsster onderscheidt vier types ‘helden’ in de hulpverlening. Redders gaan met de beste bedoelingen aan de slag, maar zijn zo gedreven om te helpen dat ze geen oog hebben voor context of de wensen van wie zij willen helpen. Het gevaar schuilt erin “dat we direct hulp bieden vanuit ons eigen idee van wat goed is in een bepaalde situatie.”
Redders zijn ook vatbaarder voor burn-out wanneer ze de doelen die ze voor hun patiënten hebben opgesteld niet bereiken.
Patiënten als objecten
Het tweede type zijn de Techniekers: experts in de nieuwste technische ontwikkelingen, protocollen en apparatuur. “Hun kracht ligt in precisie en vakkennis, maar ze worden antihelden wanneer ze vergeten dat achter de technieken mensen schuilgaan, en patiënten gereduceerd worden tot objecten waarop alleen methodes worden toegepast.”
Dat zorg meer omvat dan technische ingrepen, maakt Dulssters ook argwanend tegenover ‘optimalisatie’ van zorg in een bedrijfsplan met een vast aantal uren of minuten per prestatie. Patiënten worden dan het slachtoffer van procedures en protocollen die gebaseerd zijn op gemiddelden. Richtlijnen mogen de kwaliteit van zorg niet in de weg staan, waarschuwt Dulsster.
Ondervragen en verzet
De andere twee types kunnen de zwaktes van Redders en Techniekers compenseren. De Ondervragers stellen vragen bij wat vanzelfsprekend lijkt en maken fouten en onzekerheden bespreekbaar. Ook patiënten kunnen die rol spelen.
De Verzetstrijder komt in opstand tegen het streven om anderen te willen helpen zonder naar hen te luisteren. Het is “de luis in de pels van de instelling, die collega’s jeuk en irritatie bezorgt.”
Samen sterk
Superhelden in films staan er zelden alleen voor, en dat is ook de boodschap van Dulsster voor zorgverleners. Een goed team bestaat uit Redders, Techniekers, Ondervragers en Verzetsstrijders, en een hulpverlener kan afwisselend een van die posities innemen.
Dulsster vindt het dan ook vreemd dat in veel opleidingen tot hulpverlener weinig aandacht is voor de dagelijkse realiteit van samenwerken. Hij reikt een model aan waarbij een ‘plus-un’ als een soort moderator teamgesprekken in goede banen leidt.
Een lezenswaardig boek voor wie wil reflecteren op de rol van de hulpverlener en valkuilen wil vermijden.