Prejudiciële vraag over ongelijke behandeling bij arbeidsongeschiktheid
Het Grondwettelijk Hof buigt zich over een prejudiciële vraag over de ongelijke behandeling bij arbeidsongeschiktheid.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Het Staatsblad van 15 juli maakt bekend dat bij vonnis van 10 juni 2025 de Arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Dendermonde, de volgende prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Grondwettelijk Hof:
"Is artikel 100 ZIV-wet, zo geïnterpreteerd dat een werknemer die met toelating van de adviserend arts het werk heeft hervat in overeenstemming met artikel 100, § 2 ZIV-wet en waardoor hij een verdienvermogen van meer dan 1/3de aantoont en die een vermindering van zijn vermogen van ten minste 50 % behoudt, op dezelfde manier volgens artikel 100, § 1 ZIV-wet wordt beoordeeld als eenzelfde werknemer die met toelating van de adviserend arts een werk heeft hervat in overeenstemming met artikel 100, § 2 ZIV-wet waardoor hij een verdienvermogen van meer dan 1/3de aantoont en die geen vermindering van zijn vermogen van ten minste 50 % behoudt, strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet?"
De zaak is ingeschreven onder nummer 8499 van de rol van het Hof.