Privacy als fundament, maar ook als struikelblok?
Re-integratie en medische gegevens: GBA trapt op de rem
De Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) heeft in een recent advies stevige kritiek geuit op het ontwerpbesluit dat het re-integratiebeleid wil hervormen. Dit raakt niet alleen beleidsmakers, maar ook ons als artsen in de praktijk. Wat staat er precies op het spel?
Dr. Edelhart Kempeneers, Algemeen en medisch directeur Attentia
Het ontwerp-KB Re-integratie 3.0 dat op 11 april werd goedgekeurd door de ministerraad, wil de samenwerking tussen behandelend arts, adviserend arts en arbeidsarts structureel verbeteren. Denk aan snellere gegevensdeling via het TRIO-platform, een arbeidspotentieelinschatting vanaf 8 weken ziekte, en de mogelijkheid voor arbeidsartsen om medisch-inhoudelijke informatie uit te wisselen met behandelend en adviserend artsen, mits toestemming van de werknemer.
Op papier is dit een stap vooruit. Maar de GBA is scherp in haar advies: het KB schendt volgens haar fundamentele beginselen van gegevensbescherming. De rechtsgrond zou onduidelijk zijn, de proportionaliteit is onvoldoende aangetoond en de werknemer is te weinig geïnformeerd over wat er met zijn/haar medische gegevens gebeurt. Ook de rol van eHealth en de specifieke verwerkingsverantwoordelijken zijn niet helder omschreven.
Als arts tussen hamer en aambeeld
Voor arbeidsartsen ligt hier een pijnpunt dat velen zullen herkennen. Een re-integratietraject opstarten zonder enige medische achtergrond? Werknemers die zelf geen helder beeld geven van hun aandoening of behandeling? Een arbeidspotentieelinschatting die moet gebeuren op basis van “beschikbare informatie” die vaak niet beschikbaar ís?
Maar ook behandelend artsen en adviserend artsen ervaren frustratie. De behandelend arts kent de medische voorgeschiedenis, de therapietrouw en de psychosociale context van de patiënt, maar krijgt zelden zicht op de werkinhoud of de concrete aanpassingsmogelijkheden op de werkvloer. Daardoor kan een terug-naar-werk-advies onbedoeld te voorzichtig of net te optimistisch zijn.
De adviserend arts van het ziekenfonds krijgt dan weer de taak om te oordelen over de arbeidsongeschiktheid in het licht van een mogelijke werkhervatting, maar doet dat soms zonder onderbouwde informatie van de behandelend arts of zonder werkgerelateerde context van de arbeidsarts. Dat leidt soms tot tegenstrijdige adviezen of onbegrip tussen de betrokken partijen.
Zolang iedereen in zijn eigen cocon blijft werken, blijft de kans groot dat inspanningen naast elkaar blijven bestaan en dus niet leiden tot duurzame werkhervatting.
Vertrouwen vraagt garanties
De ambitie van het ontwerp-KB (een vlottere, vroegere en meer geïntegreerde re-integratie) is op zich verdedigbaar. Vroegtijdige dialoog tussen werknemer, werkgever en artsen kan zinvol zijn om langdurige uitval te voorkomen. Maar als die hervorming ten koste gaat van transparantie, geïnformeerde toestemming of veilige gegevensverwerking, dan snijdt het zichzelf in de voet.
Vertrouwen, zowel van de patiënt als tussen artsen onderling, vraagt duidelijke kaders. Zonder helderheid over wie welke medische informatie mag inkijken, opvragen of delen, groeit het wantrouwen. Werknemers vrezen inbreuken op hun privacy. Artsen vrezen verantwoordelijkheden zonder rechtszekerheid.
Vertrouwen, zowel van de patiënt als tussen artsen onderling, ontstaat niet spontaan. Het vraagt duidelijke kaders, goede afspraken en vooral: garanties dat medische informatie zorgvuldig wordt behandeld. En dat wie toestemming geeft, ook echt begrijpt wáárvoor en met welk doel.
Artsen zijn geen dataslurpers. Maar wie een medische beslissing moet nemen over geschiktheid tot werken, heeft wél nood aan een minimum aan relevante en correcte informatie. Dat kan alleen met medewerking van de werknemer én met structurele garanties over wie wat mag weten, en waarom.
Herwerking of uitstel?
De reactie van de Gegevensbeschermingsautoriteit is ongewoon scherp. Onder meer het TRIO-platform blijkt een gevoelig punt. Toch is het nog onduidelijk of de federale regering de adviezen integraal volgt. De minister van Werk beschikt over ruime beleidsvrijheid, al moeten de opmerkingen van de GBA en sociale partners (uit het eerdere advies van de Hoge Raad) wel worden verwerkt.
Als ook andere regeringspartijen zich ermee gaan bemoeien (wat zeker mogelijk is, omdat dit KB deel uitmaakt van het bredere TNW-beleid) kan dat alsnog tot inhoudelijke herwerking of uitstel leiden.
Als de aangepaste tekst in het najaar wordt gepubliceerd, is de beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2026 in principe nog haalbaar. Maar wie zich intussen wil voorbereiden, doet er goed aan om alert te blijven; en misschien nog even niet alles vast in beton te gieten.