Intermitterend vasten bij MASH
EUROPEAN CONGRESS ON OBESITY De oude benaming NASH (niet-alcoholische steatohepatitis) is vervangen door de term MASH (met metabole disfunctie geassocieerde steatohepatitis). MASH is een ziekte die meerdere organen aantast. De prevalentie ervan wordt wereldwijd geraamd op 4-6%. De ziekte begint met leververvetting en kan evolueren naar fibrose, cirrose en hepatocellulair carcinoom.
MASH kan worden behandeld met resmetirom, een orale THR-β-agonist, die in de Verenigde Staten is goedgekeurd, maar nog niet in Europa, en GLP-1-receptoragonisten, die de systemische adipositas verminderen. Het responspercentage op resmetirom bij patiënten met een MASH in het stadium van fibrose bedraagt maar circa 30%. Niet weinig patiënten zetten hun behandeling met GLP-1-receptoragonisten stop wegens bijwerkingen zoals nausea. Daarom wordt veel onderzoek verricht naar mogelijke alternatieven.
De groep van professor Mathias Heikenwälder heeft intermitterend vasten(1) geëvalueerd in een muizenmodel van MASH. Eerdere studies waaronder die van Longo et al.(2) hadden al aangetoond dat intermitterend vasten doeltreffend is bij metabole aandoeningen in het algemeen.
Minder leverkanker
De vorsers hebben een 5-2-schema van intermitterend vasten toegepast bij muizen (de muizen kregen geen eten op maandag en donderdag), gedurende 32 weken. Een verrassende vaststelling was dat de muizen veel aten de dag nadat ze geen eten hadden gekregen, maar het totale aantal calorieën per week was gelijk aan dat voor het experiment.
Na 32 weken waren het gewicht, de hoeveelheid vetweefsel, cholesterolconcentratie, nuchtere glykemie en de leverenzymen significant gedaald. De lever was verkleind, de leververvetting verminderd en er waren minder plaatselijke ontstekingsverschijnselen (waaronder het aantal T-lymfocyten). In twee muizenmodellen hebben de vorsers vastgesteld dat intermitterend vasten volgens een 5-2-schema de evolutie van MASH naar hepatocellulair carcinoom afremde. De vorsers hebben ook vastgesteld dat twee signalisatiewegen in de hepatocyten daar een belangrijke rol in speelden: de PPARα- en de PCK1-weg, die beide minder actief zijn bij MASH.
Minder strikt
De groep van Mathias Heikenwälder heeft aangetoond dat elke periode van vasten minstens 12 uur moet duren om effectief te zijn (wat overeenstemt met ongeveer de tijd nodig om de hoeveelheid glycogeen in de lever op te gebruiken).
Momenteel loopt een multicentrische klinische studie die een lichtere versie van het 5-2-schema van intermitterend vasten evalueert bij patiënten met MASH, waarbij de proefpersonen circa 300-400 kcal te eten krijgen gedurende 16 uur tijdens de twee weekdagen van intermitterend vasten. Dat zal zeker interessante resultaten opleveren. Voorts loopt er ook een fase III-studie met lanifibranor, een agonist van de PPARα-, β- en γ-receptoren.
Referenties:
1. Intermittent fasting in liver disease: MASH and MASHLD-associated liver cancer. Mathias Heikenwälder, ECO 2025.
2. Longo VD et al. Intermittent and periodic fasting, longevity and disease. Nat Aging. 2021 Jan;1(1):47-59.
Vijf minuten foodmarketing = 130 kcal meer in de kindermaag
We wisten al dat reclame voor voedingsmiddelen met veel verzadigde vetten, suiker en zout de onmiddellijke consumptie van kinderen significant verhoogt(1) en dat het effect kan aanhouden tot en met de volgende maaltijd.(2) Studies tot nog toe hebben vooral gekeken naar reclame via audiovisuele media. We weten echter weinig over de impact van andere vormen van foodmarketing, bv. via een podcast, of via merkreclame. Deze nieuwe studie(3) heeft de invloed van blootstelling aan reclame voor voedingsmiddelen met veel verzadigde vetten, suiker en zout op de consumptie bij kinderen vergeleken met die van reclame voor andere producten. Ze heeft ook onderzocht of die invloed verschilde naargelang van de inhoud van de reclame (enkel merk vs. product) en het type medium (audiovisueel, visueel, audio of statisch). Het gerandomiseerde, gekruiste onderzoek liep bij 240 kinderen van 7-15 jaar in Britse scholen.
De kinderen keken gedurende vijf minuten naar reclame voor ongezonde voedingsmiddelen, en naar reclame voor andere producten (geen voedingsmiddelen) gericht op het product of enkel het merk via een van de vier grote soorten media. Daarna hebben de researchers de consumptie naar believen van snacks en het avondmaal gemeten. Na blootstelling aan foodmarketing aten de kinderen significant (p < 0,001) meer snacks (+ 58,73 kcal) en ook meer bij het avondmaal (+ 72,93 kcal), in het totaal gemiddeld 129,60 kcal meer. Reclame voor een specifiek product had de sterkste invloed (+ 94,9 kcal; p < 0,001), maar ook reclame die enkel het merk vermeldde, had invloed (+29,72 kcal; p = 0,028). Het effect op de consumptie verschilde niet volgens het type medium of de sociaaleconomische toestand van het gezin. Kinderen met een hogere BMI waren echter vatbaarder voor foodmarketing: elke stijging van de BMI met een punt correleerde met inname van 13,6 kcal meer. Hopelijk houden beleidsmensen daar rekening mee bij het uitwerken van regelgeving voor foodmarketing in Europa en elders in de wereld.
Referenties op aanvraag.