Wetsvoorstel wou parkeercomfort vanaf zesde maand zwangerschap
Federale wetgever onbevoegd voor parkeerbeleid zwangere vrouwen
Volgens de Raad van State is de federale wetgever niet bevoegd om het parkeerbeleid te versoepelen ten voordele van zwangere vrouwen.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Op 10 maart 2025 diende Britt Huybrechts (VB) bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel in ‘tot wijziging van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg voor wat betreft het parkeren door zwangere vrouwen’.
Dit wetsvoorstel wil het parkeercomfort dat personen met een handicap genieten uitbreiden naar zwangere vrouwen vanaf de zesde maand van hun zwangerschap. Heel concreet bestaat dit comfort uit het opheffen van de beperkingen van de parkeertijd en het ter beschikking stellen van specifieke parkeerplaatsen.
Parkeerbeleid is gewestmaterie
Op verzoek van de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers bracht de Raad van State op 4 augustus een advies uit over dit wetsvoorstel (advies nr. 77.896/2/V, Doc-56-0879/002).
De Raad van State beperkte zich tot een onderzoek naar de bevoegdheid van de federale wetgever.
Volgens de Raad van State is de bevoegdheid voor de regelgeving inzake het parkeren van voertuigen verdeeld tussen de Federale Staat en de gewesten.
Het parkeerbeleid behoort deels tot de bevoegdheden van de gewesten met betrekking tot de wegen en hun aanhorigheden, betreffende het juridisch stelsel van de landwegenis en inzake aanvullende reglementen van de politie over het wegverkeer. Dat geldt inzonderheid voor de reglementering inzake de beperkte parkeertijd en het betalend parkeren.
Federale wetgever onbevoegd
De wijzigingen die bij het voorstel aangebracht worden in artikel 27 van het KB van 1 december 1975 ‘houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg’ vallen dus niet onder de bevoegdheid van de federale overheid.
Artikel 4 van het wetsvoorstel heeft betrekking op de reglementering inzake het parkeren op plaatsen die voor behouden zijn aan personen met een handicap. Dat is een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de gewesten behoort.
De federale wetgever is dan ook onbevoegd om artikel 4 van het voorstel vast te stellen, besluit de Raad van State.