‘De Belgen hebben toch ziekenhuizen gebouwd’
Mythe en realiteit van de medische 'modelkolonie' Congo
De Belgen hebben toch ziekenhuizen gebouwd,’ is waarschijnlijk één van de meest gebruikte boutades in het hedendaagse debat rond dekolonisatie. Stemmen die het Belgische koloniale nalatenschap verdedigen schilderen koloniale gezondheidszorg af als toonbeeld van orde en efficiëntie, en plaatsen het in schril contrast met de hedendaagse gezondheidscrisis van het land.

Die sloganeske taal herhaalt echter de koloniale propaganda van Belgisch-Congo als een medische ‘modelkolonie’. En hoewel dit beeld niet geheel uit de lucht gegrepen is – het netwerk van gezondheidsinfrastructuur in Belgisch-Congo was inderdaad uitgebreider dan in veel andere Afrikaanse kolonies – blijft het geworteld in koloniale propaganda.
Via doorgedreven archiefonderzoek naar de geschiedenis van koloniale ziekenhuisinfrastructuur op drie schalen – het territorium, de stad en het ziekenhuis, tracht mijn onderzoek de realiteit achter de mythe bloot te leggen.
Plannen vs. realiteit
Ten eerste plande de koloniale staat een enorm netwerk van (rurale) gezondheidscentra over een territorium zo groot als West-Europa. Hiervoor ontwikkelde ze een instrumentarium van architecturale type-plannen, die via de hiërarchie van de koloniale administratie naar de rurale uithoeken van het land werden uitgestuurd.
Hoewel deze aanpak de mythe van een goed geolied koloniaal gezondheidsapparaat lijkt te bevestigen, bracht een diepgaandere archiefanalyse een andere lokale realiteit aan het licht. Zo worstelde de staat met het aanwerven van artsen, een beroep strikt gereserveerd voor Europeanen.
De vele type-centra stonden bijgevolg soms jaren leeg voor er een arts kon worden aangesteld. Bovendien moesten patiënten (zeker in de vroege koloniale periode) zelf instaan voor renovatie en onderhoud van de ziekenhuizen.
Ook lieten de 'efficiënte' type-plannen in realiteit vaak te wensen over. Bouwmaterialen konden niet worden verscheept of werden misbruikt, en artsen of architecten moesten de plannen aanpassen aan het lokale klimaat, reliëf of patiëntenpopulatie. Dit zorgde er niet alleen voor dat het geplande gezondheidsnetwerk een veelvoud kostte van de oorspronkelijke raming; het toont ook aan dat het koloniale gezondheidsapparaat zelden de efficiënte machine uit de koloniale propaganda was.
Medische segregatie
Op stedelijk niveau werd de medische mythe een realiteit van segregatie. Net zoals in andere Afrikaanse kolonies was geneeskunde raciaal gekleurd, en werd ze gemobiliseerd als (drog)reden voor segregatie. Koloniale artsen pathologiseerden het Afrikaanse lichaam als hoofddrager van tropische ziektes.

Zo ontstond in het interbellum het beleid van het ‘cordon sanitaire’. Een neutrale zone moest het (Europese) stadscentrum afschermen van de Afrikaanse wijk – het ‘réservoir des infections’. De stedelijke ziekenhuisinfrastructuur volgde deze segregatielogica: luxueuze ziekenhuizen voor Europeanen (waarin ook logistieke corridors en ingangen raciaal gescheiden waren) en vaak inferieure medische centra voor Afrikanen.
Koloniale realiteit
Deze ziekenhuizen voor Afrikanen – met het hoofdstedelijke Hôpital des Noirs in Kinshasa als schoolvoorbeeld – illustreren misschien nog het duidelijkst de kloof tussen de koloniale propagandamythe en de koloniale realiteit. Ze werden steevast afgebeeld als toonbeelden van hygiëne, orde, en koloniale filantropie.

Dwangarbeid en leefomstandigheden voor Congolese patiënten, Collectie KMMA Tervuren. Links: 1902, G. Gustin, Nouvelle-Anvers, AP.0.0.2035ca; Rechts: Léopoldville, AP.0.1.3453.
In werkelijkheid was het Hôpital des Noirs chronisch overbevolkt; lokale kranten kopten herhaaldelijk dat Afrikaanse patiënten bedden deelden, of dat zwangere vrouwen in de materniteit op de grond moesten slapen.
Geconfronteerd met een aanhoudend tekort aan personeel en budget, zag de ziekenhuisdirecteur zich in 1929 – slechts vijf jaar na de opening van het complex – genoodzaakt om logistieke functies zoals de keuken te sluiten. Steeds vaker werden Afrikaanse familieleden schoorvoetend toegelaten om eten aan te leveren voor hun patiënten.
Zo hebben prekoloniale tradities van ziekenzorg, waarbij familieleden zieken in quarantaine plaatsten en op afstand verzorgden, zich genesteld in de westerse koloniale gezondheidsinfrastructuur. Dit sijpelde door naar hedendaagse praktijken van ‘gardes-malade’: familieleden die in Congolese ziekenhuizen patiënten bijstaan en zelfs naast het bed overnachten.
Doorheen deze drie schalen probeert mijn onderzoek de historische realiteit achter de Belgische mythe van de medische ‘modelkolonie’ te onthullen. Het kijkt voorbij een sloganesk contrast, en belicht hoe er ook continuïteit bestaat in de langere geschiedenis van gezondheidszorg in Congo, met echo’s van prekoloniale Afrikaanse zorgpraktijken die doorheen de koloniale periode nog steeds het heden bepalen.
Simon De Nys-Ketels is postdoctoraal onderzoeker aan de ULB.